De quilt is thuis.
Heel symbolisch afgeleverd tussen Allerzielen en de eerste
sterfdag.
Door het maken van een memoryquilt raak ik sterk betrokken
bij de mens die eens deze kleren droeg.
En bij de mens(en) die hij achterliet. Dat vind ik zelf erg
fijn: ik kan daardoor de liefde die ik in haar woorden hoor een soort van in de
quilt naaien.
Praktisch gezien komt dat terug in de kleine details; de bijzondere
voering van dat mooie jasje in een blok. De etiketjes in de reddingskleding,
waar hij zelf zijn naam op schreef, appliceer ik ergens waar dat in het oog
springt.
De lievelingsbroek, het chique jasje, de knopen aan de
mouwen van zijn mooie pak, alles in het zicht.
Als ze de deur opent zie ik de spanning op haar gezicht. “Ik wil je best wat drinken inschenken maar ik wil ‘m zo graag zien!”
“Pak maar fijn uit meid, drinken kan later”, zeg ik.
Ze neemt het dikke pak uit de tas. “Oh… “
De grote strik (van linten van zijn jeans) gaat los, en we leggen hem samen op de grond.
Ze gaat er maar even bij zitten. Ze heeft oog voor detail:
“De Saabjas! En zijn PME legendbroek! Oh… zijn naam” en daar gaan de tranen.
We draaien hem om. De zachte, verstilde kant, van zijn mooie
overhemden en de zijden das.
Ook hier nog een paar etiketjes met zijn zelfgeschreven
naam.
Ze kijkt me aan. Een regenboogglimlach.
Ze legt de quilt op de bank en we drinken thee.
“Ik heb mijn man weer thuis”, zegt ze.
En even later: “Wil je foto’s maken van mij onder de quilt?”
Dat doe ik. Dat stralende gezicht… boekdelen.
De quilt is thuis. Ze heeft haar man weer een beetje terug.
Onderweg naar huis krijg ik een appje van mijn zus. Zij had
het idee geopperd, de vrienden droegen een deel van de kosten bij, zo kwam het
tot stand. Ze had een appje ontvangen met de foto die ik had gemaakt.
Zus schrijft: “Je hebt iemand heel gelukkig gemaakt.”
En ik rijd naar huis. Naar mijn eigen man.
De ondergaande zon over het grote water in mijn rug.
Ik voel me diep gelukkig.