Ik strijk zijn overhemden. Voor de laatste keer.
Niet die van mijn man, maar die van een andere.
Via mijn zus kwam ze bij mij terecht, die dappere dame die
ineens haar man verloor.
Voorzichtig maakten we onze eerste afspraak via de telefoon.
Ze kwam zijn kleding brengen; drie grote tassen vol, en nog
wat losse jassen in de kofferbak.
Ze liet ze eerst maar even in de auto. Dat snapte ik; ze had
mij nog nooit ontmoet, en om nou de kleding van jouw man bij een ander achter
te laten is een grote stap.
Koffie met wat lekkers, en mijn uitnodiging.
Vertel eens wat over hem?
Dat deed ze.
Tranen, een lach, stilte.
Het was er allemaal.
De technische kant: wat zal ik voor jou maken van zijn
spullen?
Ze had al een idee.
Teken het maar voor me, zei ik.
Dat was duidelijk: een mooie herinneringsdeken moest het
worden.
Daarna mocht de kleding uit de kofferbak.
Dat was moeilijk. Natuurlijk: een nieuw afscheid. Zij
vertrouwt mij zijn kleding toe.
Het duurde even voor ik kon beginnen: de studie, het werk en
nog wat andere dingen vroegen aandacht.
Tot het zover was. De schaar erin.
Ik appte haar, en de hele dag dat ik knipte hadden we
contact.
Dat was fijn: voor haar, maar ook voor mij.
Alle kleding is in stukken geknipt. De belangrijke, kenmerkende grote en kleine dingen op een stapeltje. De jassen, de pakken en de broeken. En de overhemden: die gaan aan de onderkant. Want die zijn zacht. Ik maak ze in een log cabin patroon: waarbij je stroken om een centraal punt naait. Het centrale punt staat voor de haard in de log cabin: het warme lichte hart. Die maak ik van een schitterende zijden das.
Voordat ik de overhemden verwerk in stroken, strijk ik de stukken eerst.
De ruggen, de voorpanden, de mouwen.
Ik strijk zijn overhemden.
Het is de laatste keer.