The way out
Het heeft me altijd geboeid.
Wat beweegt mensen om een bepaald pad te kiezen?
Ik las “Het verrotte leven van Floortje Bloem”, van
Yvonne Keuls. Ik was 13. Aan het einde van het boek zegt ze “Ik doe steeds
dingen omdat een ander het wil”. Dat resoneerde ergens diep in mij.
Films als “Christiane F.”
maakten diepe indruk. Maar ook Gandhi, The Color Purple en Yentl, waarbij de
psychologische invulling van de ‘coming-of-age’ naar voren kwam vond ik heel
erg inspirerend.
De keus voor de theologieopleiding was voor mij een logische: zoeken naar zin, zoeken naar hoger en dieper. Naar ‘hoe kan ik mensen recht doen en aan het licht laten komen’.
De diepere laag, zingeving, waar kom jij je bed voor uit.
Het is dan ook een onlosmakelijk thema in de begeleiding die ik bied.
Nou is het vrij gemakkelijk
om de vraag te stellen “Waar kom jij je bed voor uit”.
Vaak is er wel iets. Soms ook
niets.
Bij ‘iets’ kun je dat dan
naar boven halen, in het licht zetten, aandacht geven, tot er meer van komt.
Niet zo ingewikkeld, want
alleen al het benoemen van “ik zie dat je ogen beginnen te stralen als je het
erover hebt” is vaak al voldoende om een uurtje luisterplezier te beleven.
Bij ‘niets’ is er soms
leegte. Waar is de zin? Waar het licht? Wat moet je doen?
Vaak kies ik voor even stilte. Als het echt te lang duurt, vraag ik weleens “Wat doet dit met je?” Ik ben niet blind hoor… meestal zie ik wel beweging in het gezicht of in het lichaam.
Met iemand meegaan in de
leegte, geen gemakkelijke stap. In de leegte van de ander, ontmoet je soms ook
eigen leegte. Al of niet voorbij.
Bij één van mijn cliënten was die beweging te zien. De lippen naar beneden, een trekken in de kin. Ik liet de stilte nog even duren. Hij vroeg “Waarom zeg je niks, ik kan niet tegen die stilte”. Ik vroeg hem wat er dan gebeurde.
Hij fluisterde ‘dan komt die
gedachte’. Hardop uitspreken ging niet.
“Je mag mij vertellen wat je
kwijt wilt, niets moet, alles mag” zei ik, ook zachtjes.
“Maar wat ga jij dan doen?
Word je boos? Kun je die gedachte wel horen? De vorige kon dat niet, die had
gezegd dat dat niet mocht van God. Maar daar geloof ik niet in”. Dit werd bijna
boos gezegd.
“Ik weet niet wat jij denkt.
Maar ik ben niet gauw bang voor gedachten”, zei ik.
Hij moest voor alle zekerheid
nog wel even precies weten wat ik dan dacht met betrekking tot God.
Ik gaf aan dat ik niet geloof
in een oordelende God, en ook weet wat het is om last te hebben van oordelende
mensen. Hij moest lachen.
“Ik weet niet hoe ik moet leven”, zei hij. “En soms denk ik dat ik er beter niet kan zijn.”
Ik bleef even stil. Verdriet tekende zijn gezicht.
“Dit is wat ik bij je zie”
zei ik, en tekende zijn gezicht. Rimpels en die éne traan.
“Mag ik ook tekenen?” vroeg
hij.
Natuurlijk mocht dat.
En hij tekende een groot vel vol met donkerblauw, donkergroen en donkergrijs. Hokjes, cirkels, met grote en kleine bewegingen.
Toen het vel bijna vol was,
zag ik hem zoeken in de kleuren.
Hij keek mij aan, maar ik dacht,
ik zeg mooi niks. Het is jouw werk…
Hij pakte een lichte kleur
blauw.
En tekende opzij van het
midden een klein lichtblauw poppetje.
“Zo.” Zei hij. “Dat is klaar. De volgende keer vertel ik er wel wat over. Nu mag je wel weggaan.”
Ik had mijn kop vol met
vragen. Waarom geen zwart? Waarom dat lichte blauw? Was hij dat poppetje? Wat
deed dat daar?
De week erna lag de tekening
op tafel.
“Je hebt vast vragen, hè?”
“Jij kent mij, ik heb er een
heleboel! Maar jij vertelt mij maar wat je wilt, ik stel geen vragen. Mooi
niet!” Hij moest lachen.
“Het lijkt ook wel een
doolhof”, zei ik. “Als je nou dat lichte blauw nog eens pakt? En dat krijt in
je hand gewoon een weg laat zoeken? Niet nadenken, maar gewoon je hand z’n weg
laten gaan.”
Hij deed het.
Hij moest een paar keer
overnieuw beginnen.
Maar hij zou eruit. Ik zag
het aan hoe beslist hij tekende.
En het lukte.
Ik zag het gebeuren.
“The way out” zei hij.
Grote glimlach bij hem.
Grote glimlach bij mij.
We zijn langzaam aan gaan
zoeken naar wat hij graag deed als kind. Daar zijn we begonnen met een nieuw
pad. Van daaruit op zoek naar mensen die diezelfde passie hebben, en zo dat
doolhof uit. Minder eenzaamheid. Leren over grenzen aangeven. Leren hoe te leven.
“The way out is the way in”, merkte hij laatst op.
“Het leven in”, voegde hij
eraan toe.