zondag 23 november 2025

kantoor

 “Het zijn niet de antwoorden die je geeft die het meest helpen, maar je volgehouden beschikbaarheid om te luisteren naar gevoelens en gedachten”.

Dit citaat komt uit het boek “Helpen bij verlies en verdriet” van Manu Keirse. Ik kan het iedereen aanraden. 

Het citaat staat in een groengekleurd blokje met tips voor de omgeving van rouwenden. Het spreekt mij bijzonder aan. Boven dit blokje staat er net zo een maar dan met tips voor rouwenden zelf. Wat mij daar raakt is deze:

“Herhaaldelijk je verhaal vertellen is een deel van je rouwarbeid. Soms heb je iemand nodig die niet zelf geraakt wordt door het verlies, want voor je naasten is de pijn soms te zwaar om te dragen”.

Daarom ga ik binnenkort naar de poh-ggz: daar kan ik praten zonder het gevoel te hebben voorzichtig te moeten zijn omdat ik niet weet of de ander mijn verdriet kan dragen. Ik merkte van de zomer al dat mensen die ook van Bert hebben gehouden geraakt zijn als ze mij zijn. Als ze mij zien, zien ze Bert niet. En dat is erg confronterend. Voor hen. Maar ook voor mij. Ik neem het waar. En ik kan niet van iedereen verwachten dat ze daar mee om kunnen gaan, denk ik.

Ik heb die vrijplaats nodig omdat ik, nu het bijna een jaar geleden is dat Bert stierf, het verdriet heel zwaar voel. Mijn brein heeft het moeilijk: ik merk dat gecompliceerde taken niet goed gaan, en zeker niet lang vol te houden zijn. Het werkt wel, heel hard zelfs: de bekende breinprofessor Eric Scherder vertelt: “Je brein gebruikt normaal 25 % van zijn capaciteit. Bij rouw zijn heel veel verschillende gebieden in de hersenen aan het werk. Ze werken allemaal mee bij het leren omgaan met de nieuwe situatie. Dat kan nog jaren duren. Zo gek is het dus niet dat je soms zo moe kan zijn”.

De laatste anderhalve maand merk ik hoe snel zijn ziekte- en sterfproces ging, vorig jaar. Ik beleefde opnieuw mijn eigen onvermogen, de pijn die hij had, de dag van de uitslag van de petscan. Alles wat langskwam een jaar geleden, weer opnieuw.

Verergerd met brainfog, waardoor sommige werkzaamheden gewoon niet te doen zijn. Het schrijven van gecompliceerde rapporten, het brein schakelt uit. Maar er wachten mensen op het rapport. En dat maakt het heftig. Gelukkig, ik hoef maar te vragen, en er wordt een oplossing gezocht en gevonden. Maar ik schaam me ervoor, voor mijn dubbele onvermogen. Ook al weet ik dat het erbij hoort.

En verergerd door de marathon van gemis. De stilte in mijn huis. De leegte van zijn kamer.

Ik zag vanmorgen een prachtig interview met Jan Siebelink, die zijn vrouw verloor. Hij vertelde over de moeite om zijn weg te vinden in het huis. Niet meer te kunnen werken in zijn studeerkamer. Ik dacht meteen aan dat lege kantoor van Bert. Mijn kantoor, voorheen garage, met plat dak, is erg koud in deze tijd van het jaar.

Vanmiddag heb ik dus mijn kantoorspullen verhuisd naar Berts’ kantoor. Niet meer die vreselijke lege kamer als ik voorbijloop, maar gewoon mijn eigen kantoor. Met wel, nog steeds, die fijne rode hoody op de rugleuning van zijn burostoel. Een steun in de rug, zeg maar… Ik kan hem goed gebruiken.