Na onze eerste reis naar Amerika maakten Bert en ik een aantal reizen binnen Europa.
We verkenden Tsjechië en Slowakije.
We zagen prachtige kleine houten kerkjes richting de Poolse
grens, maakten mooie bergbeklimmingen, bezochten kastelen, kloosters en
ouderwetse kuuroorden.
Eén daarvan was Bardejovske Kupele.
Ver naar het oosten toe. Het ging er hard aan toe, in dat
kuuroord. De massages leken op een behandeling van een schnitzel bij de slager. Het baden ging volgens
vaste regels, en het ritueel rondom dat baden leek haast een ouderwetse James
Bondfilm, met vierkante mevrouwen in witte jassen en een slagershoedje op.
Ergens in die omgeving bezochten we een stadje met een
prachtig plein. Er stond een hoge toren. Bert wilde er natuurlijk op. Ik ook
wel, maar het was zo’n hele nare smalle trap, met versleten treden, en een
donkerte waar ik eng van werd…
Ik wacht wel beneden, zei ik. Ik zat lekker op het bankje in
de zon onder de toren toen ik Bert hoorde roepen.
“Kom nou!” riep hij.
“Ik durf niet!” riep ik.
“Ik gooi wat naar beneden, vangen!” en de daad bij het woord
voegend zeilde er wat naar beneden.
Het was een briefje om een munt heen gevouwen.
Dat briefje vond ik vanmorgen terug in een oude portefeuille van mijzelf. Mijn oog viel erop terwijl ik de was ophing.
Pas geleden was ik achter de schuine kantjes op zolder bezig om een
paar DVD’s te zoeken. In één van de dozen lagen wat losse spullen die ik naast
me neerlegde op de vloer. Toen ik gevonden had wat ik zocht was ik de
portefeuille al vergeten.
Vanmorgen dacht ik, wie weet, zit er nog wat geld in.
Nou, dat niet. Wat ik wel zag was veel kostbaarder.
Om te beginnen dit kaartje wat hij mij gaf toen ik in een burn-out zat. “Stop maar in je portemonnee”, zei hij. Dat had ik dus gedaan.
Nog wat lieve herinnerdingen: een toegangskaartje voor het
Mercedesmuseum in Stuttgart uit 2017, een van de fijnste weekenden die we
hadden met onze club.
Maar het allermooiste was dat briefje. Op de achterkant van het kaartje voor een houten kerk in Dukla. Ik zag me meteen weer staan, daar op dat plein. Omhoog kijkend naar die lieve stralende man die riep “Het is zo mooi hier!” Ik heb het maar gedaan, met angst en beven. Omdat hij het zei. Omdat hij mij bij zich wilde hebben om dat mooie uitzicht samen te delen. Hij was trots op mij. Ik een beetje boos op hem, want het was echt wel toch wel eng.
Toen ik het briefje vanmorgen las, liepen de tranen
onmiddellijk over mijn wangen.
Wat een tekst, om op Hemelvaart tegen te komen.
Gisteren was het precies een half jaar geleden dat hij een weg ging die ik niet kan volgen.
Maar wat een boodschap geeft hij mij. Hij blijft mij moedig
maken.
Hij is vast trots op mij. En ik, een beetje boos op hem. Op
die weg kan ik hem niet volgen.
Ik moet mijn eigen weg gaan.
Het is wel te doen.
Er is licht genoeg. En er zijn plekken
waar ik er even ‘uit kan” voor lucht.
En het wordt breder.
Hubbie heeft gelijk.
In mijn hoofd hoor ik hem lachen.
Hij had namelijk altijd gelijk.
Tuurlijk!
Wat een mooi oí bericht en wat goed dat je deze briefjes nog hebt om daar weer kracht uit te halen om door te gaan. Hij zal zeker trots op je zijn.
BeantwoordenVerwijderenWat een verhaal Hilda, heel treffend en mooi geschreven!
BeantwoordenVerwijderenWat een mooi verhaal Hilda! En wat een krachtige boodschap van je Hubbie
BeantwoordenVerwijderenPrachtig Hilda, dankjewel voor het delen van jullie liefde die zo voelbaar is in deze dierbare herinneringen en momenten ❤️
BeantwoordenVerwijderenTopper😘
BeantwoordenVerwijderen